Grammaticale functie

§2. Het werkwoordelijk en het naamwoordelijk gezegde
Je hebt je vast wel eens afgevraagd hoe het nou ook alweer zat met die gezegdes. Want, wanneer gebruik je nou ook alweer een werkwoordelijk gezegde en wanneer juist een naamwoordelijk gezegde? En wat is nou eigenlijk het verschil?

Het gaat in deze video om gezegdes. Een gezegde is het zinsdeel dat aangeeft welke handeling of eigenschap centraal staat in een zin. Er bestaan twee soorten: het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde.

In het kort is het belangrijkste verschil dat je in het ene geval spreekt van ‘iets doen’ en in het andere geval van ‘iets zijn’.

Let’s Clap!

Animatie 2
Bekijk hieronder animatie 2. Het werkwoordelijk en het naamwoordelijk gezegde en maak aantekeningen in je schrift.


Vraag 1 t/m 8 (duo’s)

De vragen hieronder maak je samen met je buurman of buurvrouw. Ook deze vragen gaan over animatie 2. Kies jij voor ‘leerling A’, laat dan je buurman/-vrouw kiezen voor ‘leerling B’. Jullie maken nu elk drie vragen en helpen elkaar. Als jullie klaar zijn, verzend je de antwoorden en kun je deze nakijken met behulp van een antwoordenblad dat je bij je docent kunt ophalen. Werk je liever alleen of haal je deze les in (omdat je bijvoorbeeld ziek bent geweest) kies dan voor ‘leerling C’. Succes!

Vraag 1 t/m 7 (individueel)

De vragen hieronder gaan over animatie 2. Je maakt ze individueel om te checken of je de theorie goed begrepen hebt. Als je klaar bent, verzend je je antwoorden en worden ze meteen (automatisch) nagekeken. Bij elke vraag zie je feedback staan. Neem die goed door voordat je verder gaat. Zo weet je precies welke onderdelen je al beheerst en welke onderdelen nog wat extra aandacht verdienen.

Gelukt? Ga dan verder met vraag 1 t/m 8 in duo’s hiernaast.